Je bent gewoon een beetje té…
Voor mensen die mij voor het eerst ontmoeten, ben ik wellicht een beetje té.
Niet alleen voor die mensen trouwens….
Of ik ben té voor je, of je vindt het heerlijk hoe ik ben.
Een middenweg is er niet.
Bij mij tenminste niet.
Nouja, zelden vanzelf.
Ik doe er wel mijn best voor, om die middenweg te zijn.
Ik heb het mezelf aangeleerd omdat het hier en daar wel handig is om niet altijd té te zijn.
Toen ik nog bij mijn ouders woonde, hoorde ik regelmatig dat ik altijd in uitersten functioneerde.
Heel blij of heel verdrietig.
Heel actief of heel lui.
Heel wakker of heel moe.
Té was niet oké.
Té hoorde niet.
Té was niet handig.
Té was niet wenselijk.
Tja, daar zat ik dan, met mijn té….
Ik ben daar vooral mee bezig op momenten dat ik me niet helemaal op mijn gemak voel in een situatie.
Want dan komt dat stemmetje in mij naar boven dat tettert in mijn oor:
“Wat zullen ze wel niet van je denken?”
“Moet jij nu echt wéér iets vinden, zeggen of vragen?”
“Kijk nou eens om je heen, jij bent altijd de eerste die ergens op reageert, al is het maar met een blik of houding!”
En als ik niet oppas tettert dat stemmetje de hele dag door en heeft ie het voor elkaar.
Mijn onzekerheid komt weer naar boven.
“Ik ben vast niet goed, slim, handig, snel of leuk genoeg.”
“Ik doe het vast niet goed, slim, handig, snel of leuk genoeg.”
“Doe nou maar even zoals de rest, anders word je weer té, en daar zit niemand op te wachten.”
Door die ‘gesprekken in mijn hoofd’, heb ik een patroon ontwikkeld.
Aan de ene kant kan ik enorm in dingen blijven hangen.
Draai ik eindeloos in eenzelfde verhaal rond, ben ik een soort 12 inch versie van mezelf.
Waar maar geen einde aan komt.
Aan de andere kant kan ik keihard over mijn eigen grenzen gaan.
Mezelf compleet voorbijlopen en dóór blijven gaan.
Omdat ik mezelf heb wijsgemaakt dat anderen dat belangrijk vinden dat ik dat doe.
Dat het gebeurt.
Dat zij het zeker niet gaan doen en dat het nu eenmaal moet gebeuren.
En dus doe ik het.
Ondanks dat ik doodmoe ben of eigenlijk allang bedacht heb dat het klaar is voor dat moment.
Dat het een volgende keer verder kan worden opgepakt, of een ander het ook heel goed kan doen.
Dat ik het niet hoef te doen, en zeker niet op dat moment.
Als ik in mijn té-modus schiet, is het best lastig om de perfectionist in mij uit te schakelen of even opzij te schuiven; de milde kant te laten spreken en dus te zorgen voor mezelf. Dat ik niet opbrand.
En dan is het voor mij de kunst om dan ook dáár niet in door te slaan en helemaal op de rem te gaan staan.
Zodat er niets meer uit mijn handen komt.
Er blijven zulke momenten voorbij komen, omdat het een patroon van mezelf is.
Gelukkig weet ik inmiddels dat dat een patroon van me is.
Ik herken hem eerder en weet dus eerder wat er nu echt gebeurt.
Zodat ik kan kiezen of het op dat moment oké is, of dat ik een pas op de plaats mag maken en opnieuw mag kijken naar waar ik mee bezig ben.
Om dat te doen, ging ik vorige week een dag naar de sauna.
Alleen.
Opgetrokken wenkbrauwen en “Wat heerlijk!” waren reacties van mensen om me heen, maar dat maakte me niks uit.
Ik had er behoefte aan om even echt serieus helemaal NIKS te moeten of te hoeven doen.
En dat was heerlijk!
Mijn saunarondjes zelf bepaald, gelezen en geschreven als ik wilde, gegeten en gedronken wanneer ik wilde en uitgerust.
Ik was herboren na deze dag.
Ik zette mijn mobiele telefoon aan om te melden dat het heerlijk was geweest en nu weer onderweg naar huis ging. En zoals wel vaker stroomden de berichten binnen.
Ik stond weer heel even helemaal ‘aan’, beantwoordde wat beantwoord moest worden en legde de telefoon daarna weer weg voor de rest van de avond.
Thuis was het leven natuurlijk wel gewoon doorgegaan en kwam ik snel weer in het dagdagelijkse ritme terecht.
Het evenwicht was weer gevonden.
Vandaag dus niets té, maar lekker opgeladen, met nieuwe energie begonnen aan de nieuwe dag.
Weet jij wat jouw patroon is?
Herken jij die op tijd?
En hoe ga jij er dan mee om?
Deel het vooral met me.
Dat vind ik leuk.
Fijne dag!